‘Schuldgevoel’ ten opzichte van mijn dorpsgenoten
De dorpen op Midden-Java die Stichting Tileng helpt doen me denken aan de dorpen waar mijn ouders geboren zijn in Zuid-Sumatra. Dat zijn Bayau en Landur die eerst onder het regentschap Lahat vielen, maar nu onder Empat Lawang. De twee dorpen behoren na de herindeling van de regentschappen nog steeds tot de provincie Zuid-Sumatra.
Bayau is het dorp waar mijn moeder vandaan komt en Landur is het dorp van mijn vader. Hoewel ik nooit in Bayau heb gewoond toch blijf ik half-Bayauer. Bij ons geldt de traditie dat je een persoon blijft van waar je oorspronkelijk vandaan komt. Als antwoord op de vraag ‘’waar kom je vandaan’’ zeg ik in het Indonesisch: Saya orang Landur. Ik ben een persoon uit Landur, mijn vaders dorp waar ik als kind wel heb gewoond. Al met al ben ik “anak desa”, een dorpskind.
De bewoners van de twee dorpen beschouwen me nog steeds als “orang kampung kita”, een mens uit ons dorp. Het zit dieper dan wat je in het Nederlands zegt: “Hij heeft in ons dorp gewoond ” of “hij is in ons dorp geboren”. De laatste zin is voor mij helemaal niet van toepassing. Want ik ben geboren in een ander dorp, waar mijn vader als godsdienstleraar heeft gewerkt. Dit dorp is Ngulak in de regentschap (kabupaten) Banyuasin, een klein stadje dichtbij Palembang, de hoofdstad van de provincie Sumatra Selatan (of Zuid-Sumatra). Toch behoor ik niet tot dit dorp.
De bewoners van de twee dorpen hebben geld verzameld toen ik naar het buitenland wilde vertrekken. Dit terwijl ze het niet zo breed hadden, wat nu nog het geval is. Ze zijn trots op me en sommige beschouwen me als voorbeeld van “een succesvol dorpsgenoot of streekgenoot”. Na bijna 40 jaar zeggen ze nog steeds: Dia orang kampung kita (Hij is iemand van ons dorp).
Omdat ik bij hen hoor en zij bij mij, voel ik me verplicht om hen te helpen. Mijn broers en zus, mijn neven en nichten hebben veel guldens en euro’s ontvangen. Nu stuur ik nog veel geld aan mijn nicht die hopelijk dit jaar afstudeert. Dan hoef ik hopelijk niemand meer van de familie financieel te steunen. Ik kan dan genieten van mijn geld.
Niets is minder waar. Ik houd mijn neef, de directeur van een madrassa (Islamitische school) in mijn dorp Landur, nog steeds aan het lijntje. Ik heb de voor hen grote hulp van ongeveer 3.000 euro’s nog niet kunnen sturen. Soms denk ik dat ik het niet aan kan. Dan voel me schuldig. Ik wou dat ik zo’n stichting zoals Tileng had, droom ik vaak. Anders dan bij zovele andere stichtingen, komt de hulp van Stichting Tileng bijna honderd procent terecht bij de hulpbehoevenden. Met de onvermoeibare Ton Lange breidt de stichting haar activiteiten uit en stroomt er regelmatig geld naar de dorpen op Java.
Daarmee worden er schoollokalen bijgebouwd en de docenten worden betaald. Ook worden er studiebeurzen gegeven.
In Indonesië heeft de stichting een enthousiaste manager in de persoon van Santos. Aan de hand van de te vertalen email teksten zonder puntjes, hoofdletters en alinea’s heb ik de indruk – het is niet beledigend bedoeld – dat hij niet veel onderwijs heeft genoten. Maar hij is wel iemand met lef, creativiteit en mentaliteit van hard werken. Dat weet ik aan de hand van de verhalen die ik over hem heb gehoord. Was er maar iemand uit mijn dorpen zoals hij, denk ik wel eens.
Daarom ben ik blij dat ik een kleine bijdrage kan leveren als vrijwillige vertaler bij Stichting Tileng. Hopelijk vermindert dit mijn ‘schuldgevoel’ ten opzichte van mijn dorpsgenoten.